Gemeenten moeten op basis van de BBV verplicht informatie opnemen over specifieke onderwerpen.De overzichten zijn onderstaand opgenomen.
1 Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet geeft de maximale toegestane omvang van de kortlopende schuld aan. Als ’kort’ worden leningen aangemerkt met een termijn van maximaal één jaar. Over kort geld wordt in de huidige geldmarktsituatie een lagere rentevergoeding betaald dan over lang geld. De kasgeldlimiet is bedoeld om de gemeente te behoeden voor het risico dat de rentelasten opeens fors stijgen. De rente voor kort geld kan immers sterk fluctueren. Door tijdig de kort geld-positie te consolideren in lang geld, ontstaat meer zekerheid over de rente die op langere termijn moet worden betaald.
De Wet Financiering decentrale overheden staat een kasgeldlimiet toe van 8,5 procent van het begrotingstotaal. Voor 2019 betekent dit een limietbedrag van afgerond € 10.487.000 voor korte financiering.
Wanneer de gemeente de kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal overschrijdt, moet een plan ter goedkeuring aan de provincie Gelderland worden voorgelegd waarin staat hoe en binnen welke termijn de overschrijding ongedaan wordt gemaakt.
Gezien de historisch lage rente op kort geld (< 0%) wordt de kasgeldlimiet zo goed mogelijk benut.
| Bedragen x € miljoen | |||
Kasgeldlimiet voor het begrotingsjaar 2019 | Kw. 1 | Kw. 2 | Kw. 3 | Kw. 4 |
Totaal netto vlottende schuld | 10.211 | 10.211 | 10.211 | 10.211 |
Toegestane kasgeldlimiet | 10.487 | 10.487 | 10.487 | 10.487 |
Ruimte (+)/ Overschrijding (-) | 276 | 276 | 276 | 276 |
2 Renterisiconorm
De renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20 procent van het begrotingstotaal met een minimum van € 2,5 miljoen. Het doel van de normering is dat de gemeente tot een zodanige opbouw van de leningenportefeuille komt, dat het renterisico uit hoofde van de renteaanpassingen en de herfinanciering van leningen in voldoende mate wordt beperkt.
Het gaat erom tot een spreiding in de leningenportefeuille te komen op zo’n manier dat herfinanciering (tegen een hoger rentepercentage) niet tot grote renteveranderingen leidt. Hiermee wordt een kader bij de beoordeling van het financieringsbeleid geboden.
Bedragen x € miljoen | ||||
Renterisiconorm en renterisico vaste schulden per 1 -1 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
Begrotingstotaal | 123,4 | 111,6 | 112,3 | 111,7 |
Vastgesteld percentage | 20% | 20% | 20% | 20% |
Renterisiconorm | 24,7 | 22,3 | 22,5 | 22,3 |
Maximaal risico op vaste schuld | 24,1 | 12,4 | 0 | 0 |
Ruimte (+)/ Overschrijding (-) | 0,6 | 9,9 | 22,5 | 22,3 |
3 Renteschema
( bedragen x €1.000) | |
Rente toerekening 2019 | Boekwaarde per 31-12-2019 |
De externe rentelasten over korte en lange financiering | 1.765 |
De externe rentebaten | -214 |
Totaal door te rekenen externe rente | 1.551 |
De rente doorberekend aan de grondexploitatie | -822 |
Rente projectfinanciering toegerekend aan betreffend taakveld | - |
Saldo door te rekenen externe rente | 729 |
Rente over eigen vermogen | 1.064 |
Rente over voorzieningen | 162 |
De aan taakvelden (programma’s) toe te rekenen rente | 1.955 |
Overige kosten | 81 |
De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente | -2.181 |
Totaal | -145 |
4 EMU saldo
Vanuit het Besluit begroting en verantwoording is het verplicht het EMU-saldo in een begrotingsparagraaf meerjarig op te nemen. Het EMU-saldo kan uit de balans worden afgeleid als het saldo van mutaties in de vorderingen en schulden. Het EMU-saldo van de gemeente bedraagt in 2019 € 2.468.000 negatief.